Op het meest rustige plekje van Gelselaar bevindt zich de kerk, omgeven door een aantal huizen en niet direct bereikbaar voor auto’s. De kerk wordt omringd door een keurig voetpad met passende lantaarns en een fraai gazon. Het geheel heeft een rustige en vredige uitstraling. Het gebouw is een zogeheten ‘waterstaatskerk’ zoals er in de 19de eeuw meerdere gebouwd zijn.
De kerk in Gelselaar
Omstreeks 1440 wordt in Gelselaar een Rooms Katholieke kapel gesticht. Na de reformatie in 1617 wordt Gelselaar een zelfstandige kerkelijke gemeente en beroept de eerste predikant.
In 1841 wordt de dan oude, bouwvallige kapel vervangen door de huidige waterstaatskerk. Van 1953 tot 1956 kunnen door de slechte staat waarin kerk en toren verkeren geen diensten worden gehouden. In 1956 wordt de herstelde kerk opnieuw in gebruik genomen. In 1997 wordt opnieuw groot onderhoud uitgevoerd door de nieuw opgerichte stichting, die dat sindsdien goed verzorgd.
Waterstaatskerk
Waterstaatskerk is de benaming voor Nederlandse kerkgebouwen die tussen 1824 en 1875 onder toezicht (en soms ook naar ontwerp) van ingenieurs van Rijkswaterstaat werden gebouwd, veelal met financiële steun van de landelijke overheid. Men stuit regelmatig op het misverstand dat dit gebeurde in opdracht van ‘de minister van Waterstaat’, maar pas in 1877 werd een afzonderlijk ministerie van Waterstaat opgericht; waterstaat viel tot dan toe onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Eindverantwoordelijke in Den Haag waren twee in 1815 opgerichte ministeries voor Eredienst, het Ministerie van Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke en het Ministerie van Zaken der Rooms-Katholieke Eredienst. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht is het begrip Waterstaatskerk niet verbonden aan een bepaalde bouwstijl.
Om toestemming te verkrijgen moest de kerkelijke gemeente bij het ministerie een bouwplan, een bestek en een begroting indienen. Zeker in geval van een aanvraag om financiële steun werden daaraan door de overheid hoge eisen gesteld, waardoor herstel in de praktijk vaak neerkwam op sloop en vervanging door nieuwbouw. De controle op de deugdelijkheid van de ingeleverde projecten werd door Den Haag vervolgens gedelegeerd naar de gouverneurs in de provincie, die daarvoor in de praktijk overal al snel – maar het was geen wettelijk vastgelegde verplichting – de provinciale hoofdingenieur van Rijkswaterstaat inschakelde. Die delegeerden die taak dan meestal weer verder naar de aan hen ondergeschikte arrondissementsingenieurs of opzichters. Die keuze lag voor de hand, omdat Rijkswaterstaat de enige overheidsdienst met bouwkundige kennis was die in de hele provincie werkzaam was.
Met de Grondwetsherziening van 1848, die in de scheiding van kerk en staat resulteerde, werd ook de rol van de beide ministeries voor Eredienst bij de kerkbouw veel geringer. Zij werden weliswaar pas in 1868 opgeheven, toen op 24 oktober ook het KB van 1824 werd ingetrokken, maar de uitgekeerde subsidiebedragen werden al meteen fors verminderd. Daarmee nam ook de betekenis van Rijkswaterstaat snel af, een proces dat versterkt werd doordat ook het aantal professionele particuliere architecten vanaf het midden van de eeuw snel toenam, zodat ook bij de kerkbesturen in dorpen aan de expertise van Waterstaat steeds minder behoefte was.
Bron van zorg
Dat de kerk meerdere malen een bron van zorg is geweest, is wel duidelijk. In 1710 was de garfkamer in zo’n slechte staat dat gevreesd werd dat de kerk zelf er ook helemaal door aangetast zou worden. De garfkamer was de ruimte waarin de kerkenraad haar bijeenkomsten hield. Lees het verzoekschrift tot reparatie uit het markeboek van Gelselaar.
Copia
Aen sijn hgr. extie den hooggeboren heere Frederik Wilhelm, graaf tot Limburg, Bronckhorst
ende Styrum, Heere tot Wisch, Borculo, Gehmen, Erfbannerheer van Gelderland, Lt.‐
admiraal van Vriesland etc., etc., etc.
Genadigsten Heer,
Geeft op het ootmoedigste ende met het onderdaenigste respect te kennen, de gemeente
tot Gelselaer, hoedat die garfkamer aldaar nu eenige jaaren heel vervallen heeft gelegen,
welck verval van tijt tot tijt groter staat te worden so daer geen hand aen gehouden werde,
terwijl dieselve geheel ende dackloos is, sodat muiren, [28] hout en wat daer nog overig is,
open leyt voor regen ende wint, waardoor ook al een gedeelte vervuylt ende bedorven is, en
welcke verderf selfs doortreckt tot om de muiren van de kercke, sodat deselve so blijvende
liggen, tot ontcieringe van onse kercke in het kort geheel en al in duygen staat te vallen en
tot een puynhoop te worden, en wij evenswel geerne souden sien ende daarna hertelijk
verlangen, dat deselve weer mag herbout en gerepareert worden, opdat ons kerkgebou, dat
het grootste niet en is, door sulken verval niet langer mogt ontciert en verkleent worden, en
wij ook selfs een goet gebruyk en dienst daarvon connen hebben. Soo is het dan, dat wij die
vrijmoedigheit nemen omme met alle onderdanig respect van uw h.gr. extie ootmoedelijk te
versoecken, dat het uw hooghgr. extie belyven mogte om ons genadelick te consenteren den
herbouw van dese kerkkamer, ende tot dien einde die tijtlike kerkmeesters te ordonneren
ende belasten dat sij ten eersten die hand aen dit werck mogten slaen, die nootwendige
middelen te doen samenbrengen en die werklieden bestellen, opdat dit ons soo lang
gewenst werck eens mogte voltrocken worden. Versoekende dan op het alderootmoedigste,
dat sijn h.gr. extie Ons tot bevorderinge van dit werck een genadig en favorabel apostil sal
believen te verlenen in margine deses. Actum Gelselaer, den 24 junii 1710.
Het markeboek van Gelselaar, 1674‐1788/ transcriptie en bewerking: Bennie te Vaarwerk
www.heerlijkheidborculo.nl 15
’t Welck doende. Onderstont met verscheiden handen:
Joh. Spancker, eelld.
Jan ten Bouhuis, kerkmeester
Henr. Stockinck, kerkmr.
Jan ten Broekhuis
Harmen te Bienshorst
[29] Berent Tecklenborg
Jacob Banninck
Coert Stockinck
Jan Wibbke [?]
Geert Rengerink
Dit is het mark van Wolter Coeslag
Dit is het signum van Jan Dercksen
Dit is het merck van Swier Benninck
Dit is het merck van Berent Rengerinck
Gerrit Haevers
Dit is het marck van Harmen Boomers
Jan te Holtstege
Gerrit ten Bouhuis
Dit is het merck van Gerrit te Bienshorst
Dit is het merk van Albert Olthof
In mergine was geapostilleert:
Het versoek in desen gedaan, wort bij ons voor so veel ons aangaat, genadiglijk
geconsenteert en worden die tijdtlike kerckmeesteren gelast de bestedinge ende inkoop der
materialen te doen ten overstaan van den pastor loci ende moet desen gestelt in handen
van den provisionele marckenschrijver Stam ten fine van prothocollatie na behoren. Actum
op onsen Hogen Huijse Borculo, den 28 junii 1710.
Was get. F.W. Graef van Limburgh
Lager stont: Ter ordonnatie van sijn h.gr. extie, J. Stam.