BOERDERIJ, van het hallehuistype, in baksteen opgetrokken en gemetseld in kruisverband. Het afgewolfde schilddak met uilebord, is voor de helft met riet gedekt, het lage gedeelte met rode verbeterde Hollandse pan. Op de nokas staat boven het voorhuis een schoorsteen, een hoger opgemetseld exemplaar komt in het lagere dakschild aan de linkerzijde op de grens van het voor- en middenhuis voor. Verder zijn op de nokas-uiteinden twee van elkaar verschillende huistekens geplaatst. De dakschilden worden door gesneden windveren afgesloten, alleen die van het voorhuis dragen mastgoten ter afwatering van hemelwater. De VOORGEVEL telt vijf vensterassen waarvan deuropening door een venster in het rechter gedeelte van de gevel van de hoek gescheiden wordt. De beluikte vensters met 2x(1+2)-ruits schuiframen zijn alle identiek. De opgeklampte deur bestaat uit kraalschroten en is voorzien van een tweeruits bovenlicht. De vensters en de deur worden door een 11/2-steens streklaag boven afgesloten. De zolderverdieping, met drie muurankers ter plaatse van de verdiepingsvloer, bezit twee gietijzeren zg. ‘ossekop’-raampjes. Hoger geplaatst, in het midden, komt een rondboogvenster met negenruits raam voor; de kop is ingevuld door drie ruitjes die ongelijk van vorm zijn. Alle hier vensters rusten op een gecementeerde lekdorpel. De twee kleine zolderraampjes bezitten boven een rollaag. Het grote venster bezit een steens boog die is uitgevoerd in een dieprode baksteen. In de geveltop bevindt zich een klein gietijzeren rondvenster met een raam met decoratieve roedeverdeling. Het muurwerk onder de windveren van de topgevel, is onderbroken en wijst op het oplichten van het dak.
De LINKERZIJGEVEL van het voorhuis bevat twee aan de voorgevel identieke ramen met luiken. In de achterzijde van het voorhuis dat als opgewipt deel boven het dak van het achterhuis uitkomt, is evenals aan de rechterzijgevel een klein ‘ossekop-raampje zoals dat in de voorgevel voorkomt, opgenomen. Het linker gedeelte van het achterhuis, waarvan het metselwerk is onderbroken, wordt in beslag genomen door van links gezien, twee, door een rollaag omgord, ‘ossekop’raampje (zie voorgevel), een opgeklampte rechtgesloten deur en rechts hiervan een getoogd venster met verticale schijn-roede. Rechts een identieke, als eerder beschreven deur en een beluikt vierkant venster met vierruits schuifraam.
In de ACHTERGEVEL markeren dubbele opgeklampte inrijdeuren (onderschoer) met een van een X-teken voorziene middel, de middenas. De deuropening wordt door een, met gepleisterde aanzetstenen voorziene 11/2-steens korfboog, afgesloten. De hardstenen sluitsteen vermeldt: ‘DAM/CTB/1872’, erboven is op een gepleisterd blok de naam ‘Nijhof’ te lezen. Aan weerszijden van de inrijdeuren bevindt zich een segmentvormig afgesloten betonnen 3×2-ruits raam, waarvan de bovenste rij als klapraam is uitgevoerd en die ook aan de linker- en rechterzijde van de gevel voorkomen. Boven dit raam bevindt zich een rondboogvenster met twee, door roeden verdeelde, lancetten. De vensters rusten op een uitgemetselde baksteen lekdorpel en worden door een rollaag boven afgesloten.
De RECHTERZIJGEVEL van het voorhuis wordt in beslag genomen door een venster met gekoppeld raam dat als enkelvoudig raam al in de voorgevel is beschreven. Links hiervan bevindt zich een klein vierkant raam dat hetzelfde is als dat voorkomt in de linkerzijgevel van het voorhuis. Het (moderne) middenhuis is platgedekt en bezit naast een paneeldeur, een venster met vierruits raam, rustend op lekdorpeltegels en boven door een rollaag afgesloten. Het achterhuis bezit in de gevel drie vierkante vensters met vierruits ramen, voorzien van lekdorpeltegels.
In het INTERIEUR van het voorhuis zijn verschillende elementen van belang. De kamers zijn voorzien van balkenplafonds. In de grote keuken met alkoof is temidden van de met sepia-kleurige wandtegels (waarop bloemenvazen) bezette schoorsteenmantel, een Christelijke voorstelling weergegeven. In de gang zijn sjabloonschilderingen boven de betegelde lambrizering aangebracht. Het achterhuis bezit een middenlangsdeel en telt vier, door ankerbalken onderscheiden, gebintvakken. De rechterbeuk in de rechterzijgevel is gewijzigd en bij het woongedeelte getrokken. In de linkerbeuk bevindt zich in het stalgedeelte nog de z.g. slag (voerbak). De zolder is als tentoonstellingsruimte in gebruik en vanuit de deel via een trap toegankelijk. De kap bezit een ongelijk aantal sporen en is ter hoogte van het voorhuis door oplangers duidelijk zichtbaar, opgewipt.
Waardering
BOERDERIJ uit het derde kwart van de negentiende eeuw.
-Van architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een goed en gaaf bewaarde hallehuisboerderij uit het derde kwart 19de eeuw.
-Van stedenbouwkundige waarde in relatie tot de overige bijgebouwen en de ligging op de kruising van twee belangrijke wegen. De waarde van het complex wordt voor een belangrijk deel bepaald door de samenstellende onderdelen die een fraai en compleet beeld opleveren van een historisch gegroeid boerenerf. Als zodanig vervult de boerderij met bijgebouwen een beeldbepalende rol in dit overwegend agrarische en landschappelijk gebied.
-Van cultuurhistorisch belang vanwege de een duidelijk afleesbare ontwikkelingsgeschiedenis in relatie tot de agrarische (bedrijfs)ontwikkeling van het gebied. De boerderij geeft een goed van het agrarische leven in de Achterhoek in de periode 1850-1940.
Tags: agrarische gebouwen,boerderij,boerderij,boerderij, molen, bedrijf
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed – Licentie CC-0 (1.0)