Ga naar de inhoud

Ganzenhouderij

  • door

Spotrijmpje herinnert aan ganzenhouderij
Gedeelte uit het boek van A.J. Heideman: Gelselaar, beken, ganzen en mensen.

Met de beken in Gelselaar hield de ganzenhouderij verband. Twente en de aangrenzende
delen van de Achterhoek vormden tot ver in de twintigste eeuw het grootste aaneengesloten
fokgebied van ganzen. Dit waterland vol vennen, plassen, kolken en oude rivierarmen is
ook wel beschreven als een ‘ganzenparadijs’.
Een spotrijmpje vormde de aanleiding voor mijn onderzoek begin jaren tachtig naar de
geschiedenis van de ganzenhouderij in Gelselaar. “Borklo is ’n stad, Geestan is nog wat,
Gelster is ’n gaanzegat”, zeiden Geesterense kinderen op de Braakschool als ze Gelselaarse
kinderen een beetje wilden plagen. Spoedig bleek me dat de spotnaam alles te maken had
met de ganzenhouderij in deze omgeving en dat nog veel hiervan compleet resteert of in
herinnering is bewaard gebleven. De spotnaam ganzengat is overigens al lang omgebogen
tot de erenaam ganzendorp. Mede om het verleden zijn verschillende inwoners weer ganzen
gaan houden. En met allerlei activiteiten is de laatste twintig jaar ingehaakt op de ganzen-
houderij van vroeger.
“Voor de oorlog 1914-1918 werden in deze streken duizenden ganzen gehouden. Twente
was dan ook vroeger buitengewoon geschikt voor de ganzenhouderij. Het land bestond
voor een groot deel uit broekgronden langs de talrijke beekjes en riviertjes en uit uitge-
strekte veengebieden. Door de slechte afwatering van de beekjes en riviertjes stonden de
broekgronden niet alleen ’s winters onder water, maar wat erger was, ook ’s zomers stond
het land blank en het waren vooral de zomervloeden, die het toch al slechte grasgewas op
deze landen geheel bedierven. Op deze over het algemeen minderwaardige weiden werden
veel ganzen gehouden”, schreef rijkspluimveeconsulent ir. J. Hoogendoorn in een in 1946
verschenen boek over ganzen en ganzenteelt. Regularisatie van de Regge en andere beekjes
verbeterde uiteindelijk de afwatering en deed de kans op overstromingen afnemen. De
drassige weilanden werden herschapen in uitstekend grasland. De boeren werden in staat
gesteld meer en beter vee te houden. Maar de ganzenhouderij ging zo steeds meer achter-
uit. Hoge prijzen voor vee en veeteeltproducten werkten dit proces in de hand. Een zeer
harde slag kreeg de ganzenhouderij te verwerken in 1915. In dat jaar waren de ganzen door
gebrek aan afzetmogelijkheden onverkoopbaar. Van deze slag heeft de Twentse ganzen-
houderij zich volgens Hoogendoorn nooit weer hersteld. In Gelselaar werden veel ganzen
gehouden in het Gelselaarse Broek, nabij de Bolksbeek, die zo vaak overstroomde.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *