In een bocht aan de Jonkersweg / Jonkerenlaan, buiten de kern van het dorp Gelselaar
In 1326 is er sprake van een ‘thus te Geldesler’ (Huis te Gelselaar)
Er is weinig bekend over het kasteel Bevervoorde bij Gelselaar, mogelijk wordt er in 1326 over gesproken als men spreekt over een thus te Geldeser. Het is dan in bezit van de familie van Vorden, want Didericc van Vorden en zijn zoon Willem worden met het goed beleend.
Het huis wordt in de Middeleeuwen omringd door natte grachten, gevoed door de Koningsbeek die in de Middeleeuwen van de Bolksbeek nar de Regge loopt. De loop der beken en rivieren is sinds de Middeleeuwen door menselijk waterbeheer drastisch veranderd. De Koningsbeek stelt tegenwoordig niet veel meer voor.
In de late Middeleeuwen wordt het huis Wiskinck genoemd. Wanneer Hadewich van Vorden in 1526 met Sweder van Bevervorde trouwt noemen zij zich Van Bevervoorde tot Mensinck. De naam Mensinck die het huis in de zeventiende eeuw ook heeft is van hen afkomstig. Sweder is en zoon van Berend van Bevervorde en Hadewich van Beveren. Sweders ouders wonen op Oldemeule in Twente. Na het overlijden van Hadewich hertrouwt Sweder in 1551 met Anna van Keppel-Verwolde
Gedurende de zestiende en zeventiende eeuw woont het aanzienlike geslacht Van Bevervoorde in het huis, waar naar het huis Bevervoorde gaat heten. De familie bezit diverse havezates in Twente, Weemselo bij Albergen, Oldemeule bij Oele en Pekkedam bij Diepenmeim. Het kasteel van Bevervoorde wordt door hen in leen gehouden van de heren van Borculo. Telgen uit dit geslacht zijn onder andere drost van Haaksbergen en van Diepenheim. De laatste Van Bevervoorde overlijdt kinderloos op 1 januari 1700.
Later bijkt de naam Mensinck nog steeds te bestaan, want Bernardt, raadslid van Maria van Hoya, wordt “Van Beverfoorde toe Mensingen” genoemd. Hij woont op Bevervorde met zijn zonen Bernard, Godert en dochter Marie. De familie treedt regelmatig op als doopgetuige in de Nederlands Hervormde gemeente van Gelselaar rond 1645-1650.
In de zeventiende eeuw wordt het huis naar de jonkers die er wonen ‘t Jonkeren genoemd.
Waarschinlijk is het huis in de eerste decennia van de achttiende eeuw vervallen. Wanneer Cornels Pronk in 1732 langs Gelselaar wandelt, staat van Bevervorde alleen de bijbehorende boerderij nog overeind. Pronk beschrijft Bevervoorde als “seer out en sleght”. Blijkbaar denkt Pronk dat de boerderij de havezate is.
De vroegste kadasterkart uit 1832 laat geen sporen meer zien van het huis met zijn omringende grachten. De precieze ligging van het kasteel is verloren gegaan. Op basis van gegevens van amateurhistorici uit Gelselaar weet het archeologische bureau RAAP in opdracht van Milieuzorggebied Neede-Borculo in november 1999 door bodemonderzoek de precieze locatie vast te stellen
Bevervoorde is teruggevonden al is er boven de grond dan nog niets van te zien.
Uit weerstandsmetingen in de bodem blijkt dat het kasteel een oppervlak heeft van 30 bij 50 meter. De huisplaats met 12,5 bij 15 meter. De grachten hebben een breedte van 5 tot 10 meter De brug ligt waarschijnlijk aan de zuidkant.
Vrijwel onmiddellijk na de herontdekking van het verloren gewaande kasteel worden er planen gesmeed om Bevervoorde weer aan het oppervlak te brengen. De hiervoor opgerichte stichting t Jonkeren klaart deze klus binnen twee jaar zodat sinds 2033 Bevervoorde weer zichtbaar is. De grachten zijn uitgediept en de contouren van het oude kasteel zijn met jonge aanplant zichtbaar gemaakt.
Gelselaar is daarmee een smaakvol cultuurhistorisch openluchttheater rijker geworden.
De restanten van het kasteel liggen op opengesteld terrein
Bron: Graafschap in de middeleeuwen.