Bron: Dag Stedeke van Gisteren
auteur: W.Rietman
Hoe het er aan toe ging op station Gelselaar, beter bekend als het Gelselaarse halt.
Een leven met Bello
Vroeger woonden in Diepenheim aan de Watermolenweg de Banninks
Hendrik Jan Bannink, van 1884, en diens vrouw Henders Klanderman
die drie jaar jonger was. Zij leven beiden al lang niet meer. In 1946
kwamen ze in het stedeke wonen.
De Banninks waren gezellige mensen, die graag een praatje maakten.
Je begon natuurlijk over het weer, vervolgens over de tuin – want beiden
waren grote tuinliefhebbers – om vaak te eindigen met het ophalen van
herinneringen aan het vroegere lokaaltreintje. Dat was hun herinnering.
Want het leven van Bannink en vrouw Bannink was nauw verweven
geweest met Bellootje.
Gelselaarse Halt
Weinigen hebben het lokaaltje zo goed gekend als het echtpaar Bannink.
Hendrik Bannink hielp indertijd bij de aanleg van de lijn, en hij
was al die vijfentwintig jaar, dat het treintje reed, wegwerker bij de
maatschappij met als standplaats het Gelselaarse Halt. En toen in 1935
Bello voorgoed op stal was gezet, heeft hij nog enige tijd geholpen bij de
afbraak van de lijn. Vakantie kende hij aanvankelijk niet. Jarenlang
moest Hendrik Bannink zeven dagen per week werken. Voor een loon
van f 1,10 per dag. Zijn vrouw was cheffin bij de Lokaal Spoorweg-
maatschappij. Of, zoals in haar aanstelling stond, contractante. Dat was
ze op het Gelselaarse Halt. Zij verrichtte daar tal van diensten, die op de
stations werden verzorgd door de stationschefs. Met spoorwegbomen
had zij geen bemoeiingen. Die waren er bij de Gelselaarse statie niet.
Maar kaartjes verkopen en innemen, stukgoederen aannemen en ver-
zenden, en dergelijke bezigheden, behoorden wel tot haar taak. Zij liet
ook de trein, na zijn oponthoud in Gelselaar, weer vertrekken of zonder
meer doorrijden, wanneer er bij de halte geen passagiers waren en Bello
zonder te stoppen op haar teken ‘ga-maar-door’ verder stoomde naar
Noordijk. Want het was een erg gemoedelijk treintje, vooral in Gelselaar,
waar de reizigers de wachtkamer meestal de wachtkamer lieten, en
maar liever enige tijd poosden in de keuken van vrouw Bannink, bij de
gul door haar geschonken koffie.
Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat deed zij dienst, en vrije dagen
waren er niet bij. Behalve wanneer de oude Keizer, een in de buurt
wonende boer, bereid was om in te springen. Met het goederenvervoer
had ze het vrij druk, vooral toen er in de nabijheid een grote
ontginningsboerderij werd gebouwd, waarvoor veel kunstmest per
aangevoerd.
Wat een heerlijk verhaal.
Ik groeide op naast het Halt en we waren betrokken bij de toenmalige bewoners (familie Statius Muller) en ik ken het gebouw/huis goed.
Mijn zussen en ik en leeftijds genoten zwommen en schaatsten in/op de ballstput. Volgens mij was de kleine ballastput gegraven voor de aanleg van de spoorlijn. En er was een hoge houtwal, waar vroeger het spoor liep.